Wil men zeer zacht spelen, dan kan het helpen om zowel de achterhand als de voorhand iets naar voren te verschuiven.
Zodat de hoek, welke de onderarm en bovenarm van de achterhand maken, ongeveer 80 graden is.
Bij trekballen kan het handig zijn om de achterhand iets te liften. Pas echter op dat u dit niet teveel doet, want de kans op een kets neemt
toe! Hierbij wordt de hoek tussen boven- en onderarm van de achterhand iets kleiner dan 90 graden.