Verklarende woordenlijst
A cheval
Dit is het geval als één van de aan te spelen ballen exact op de krijtstreep ligt van een zone waar 'entré'
en 'de dans' gelden.
Aanvangsstoot, acquitstoot
De aanvangsstoot, ook wel acquitstoot genoemd, moet van rood gespeeld worden. Bij elke partij liggen de ballen op de
acquitten als de partij aanvangt. De rode bal op het bovenacquit. De bal van de tegenstander op het beneden acquit. De speelbal op
het linker- of rechteracquit, of ergens daar tussenin. Op het 'kleine' biljart liggen de acquitten op 0,575 m van de banden. De zijacquitten
liggen op 0, 15 m van het benedenacquit.
Amortiseren
De speelbal wordt geheel of gedeeltelijk geremd gespeeld. De afstoot ligt op of iets onder de hartlijn van de stootbal. Een
veel toegepaste stootvorm bij het rappelleren.
Anker
Een vierkante belijning aan het einde van een kaderlijn bij de band. De lengte van één zijde is 0,178 m. In het
anker gelden dezelfde beperkingen als in een kadervak.
Arbiter
De persoon welke zelfstandig een biljartwedstrijd leidt.
Acquitstoot
Zie aanvangsstoot.
Biljarderen, doorduwen
De pomerans raakt nog steeds de stootbal, op het moment dat de stootbal in contact komt met de tweede bal. Dit wordt ook
wel doorduwen genoemd.
Carambole
Met de pomerans de stootbal zodanig één keer spelen, dat uit die beweging de tweede en derde bal ook
geraakt woorden door de stootbal.
Carotte
De tegenstander bewust een moeilijke positie achterlatend, als de poging tot caramboleren niet zou gelukken.
De dans
Een term welke wordt gebruikt bij het kaderspel. Hij geldt tevens voor de hoekvakken welke op 17 centimeter van de
banden getekend zijn bij het libre spel. Als de twee aanspeelballen in een kadervak komen is dit entré. De speler mag dan een
carambole maken in deze zone. De arbiter vermeldt na het maken van de carambole 'de dans'. Na deze positie dient minstens
één aanspeelbal buiten de zone te geraken. Gebeurt dit niet dan is de carambole niet geldig. Zie ook
'entré', 'rentré' en resté dedans'.
Doorschieten
De speelbal wordt duidelijk boven de hartlijn afgestoten. De extra rotatie van de speelbal maakt het mogelijk om speelbal en
geraakte bal bijna in dezelfde richting te laten voortbewegen. De afstoothoogte is een bepalend gegeven voor de impuls van
voortbewegen van de stootbal.
Doorduwen
Zie biljarderen.
Drive
Een overtuigde gelijkmatige dwingende afstoot. Je speelt de pomerans als het ware door de stootbal heen. Het terugnemen
van de sterke voortbeweging is enigszins vertraagd.
Dwangstoot
De speelzorg ligt zo sterk bij de tweede bal, dat de zekere carambole daardoor minder absoluut is.
Effect
Een andere beweging dan zuiver rollen. (Eén omwenteling is gelijk aan de omtrek van de speelbal.) Zuiver rollen vindt
plaats als beheerst wordt afgestoten op ongeveer 1 centimeter boven de hartlijn.
Eitje
Zie schietje.
Entré
De beide ballen liggen in eenzelfde kadervak, zonder dat er in dat vak een carambole is gemaakt. In het tweestootskader
mag één carambole worden gemaakt, zonder dat een bal het vak moet verlaten. Zie ook 'de dans', 'rentré' en
'resté de dans'.
Gemiddelde, moyenne
Het gemiddelde (moyenne) kan berekend worden door het aantal caramboles te delen door het aantal beurten, dat daarvoor
nodig was.
Kader
Spelsoorten waarbij, door getekende vakken op het laken, beperkingen worden opgelegd aan het caramboleren.
Ketsen
Wanneer de contactvlakken tussen pomerans en stootbal te gering van oppervlakte zijn, glijdt de keutop van de bal af.
Een ketsvlak wordt glad en moet opnieuw van krijt worden voorzien. Bij een kets wordt bijna altijd de speelbal ook geraakt door het
bakelieten of houten gedeelte van de keu. Dit is dus een touché.
Keu
Een merendeels houten stok uit één of meerdere delen samengesteld, waarmee de stootbal in beweging wordt
gebracht. (Tegenwoordige zijn er ook metalen en glasfiber keuen.) Het topeinde varieert in dikte tussen een doorsnede van 10 tot 12
millimeter. Het ondereinde van de moderne keu heeft een doorsnede van ongeveer30 millimeter. De balans ligt zeer dicht op
éénderde van het ondereind, gelet op de totaallengte van de keu.
Keuvoering
De wijze waarop de keu gehanteerd wordt. De licht gebogen voorarm, de nagenoeg haakse situatie bij boven en onderarm,
de soepele polsbeweging en een stabiele lichaamshouding, vormen zeer belangrijke onderdelen van een houding, waarin de keuvoering
zichtbaar wordt. Omvat de keu volledig met de hand, zonder spierspanning in de grip. De ogen hebben, elk aan een kant van de keulijn,
een bepalende functie in het behouden van overzicht en het bepalen van mik- en raakpunt.
Kleine zone
Het gebied tussen de korte band en het boven- of benedenacquit.
Konijn, zwijntje, nieuwe
Een carambole die op onverwachte wijze tot stand komt uit een situatie die mis leek te lopen. Dergelijke caramboles worden
ook wel aangeduid als 'uit het boekje'.
Krijt
Een (meestal) blauw kalkblokje, beplakt met papier. De afgestreken kalkpoeder ruwt het oppervlak van de pomerans. Een
goed krijtje mag niet te vet en niet te droog zijn.
Liften
Het heffen van de keu met de achterhand, om een bal dieper te kunnen bespelen dan de omstandigheden bij vlakke
bespeling toelaten.
Makkie
Zie schietje.
Massé
Met een sterk gelifte achterhand spelen van de stootbal. De persing op de stootbal laat de bal een voorwaartse curve
maken.
Matchtafel
Een biljarttafel met een speelvlak binnen de banden van 284,5 X 114,25 centimeter.
Mikpunt
De plek waar bal één naar toe gestoten wordt, om vandaar van richting te veranderen en naar bal drie te
bewegen om te caramboleren.
Moyenne
Zie gemiddelde.
Nastoot
De deelnemers aan een partij of wedstrijd is een gelijk aantal beurten toegestaan. Is de speler die van acquit ging, uit, dan
heeft de tegenstander recht op een gelijkmakende beurt, óók van acquit.
Partijlengte
Het aantal caramboles dat een speler moet maken om als winnaar van een partij te gelden. (Mits de tegenstander de
mogelijke nabeurt niet benut om zijn partij ook uit te maken.)
Piqué
Een trekstootvorm met een nagenoeg verticale stand van de keu. In deze stootvorm beweegt de stootbal zich voorwaarts.
De bal keert terug, nadat de tweede bal geraakt is.
Pomerans
Een stukje leer dat op de keutop is gelijmd of geschroefd. De pomerans heeft een vloeiende bolvorm. De meest gangbare
middellijn ligt rond de 11 millimeter. De veerkracht moet plaatsvinden in de stootrichting. Een zachte zijkant kun je met een vochtige
vinger bijwerken, om overhangen tegen te gaan.
Rappelleren
Je bespeelt de stootbal zodanig, dat de aangespeelde tweede bal goed terugkeert en een kleine hanteerbare verzameling.
Rentré
Als na 'de dans' één van de aan te spelen ballen het kadervak heeft verlaten en hier weer opnieuw in terecht
komt. De arbiter dient dit altijd te melden met 'rentré'. Zie ook 'entré', 'de dans' en 'resté dedans'.
Resté dedans
Als de speler na de melding 'de dans' een carambole maakt zonder dat tenminste één van de aan te spelen
ballen buiten het kadervak geraakt. De arbiter dient dit altijd te melden met 'Resté dedans'.
Rollijn
De aanduiding van de richtingen waarin de ballen zich bewegen na de afstoot op bal één.
Schietje, makkie, eitje
Een zeer goede en makkelijk uit te voeren speelbare situatie, waaruit eigenlijk altijd een carambole voortkomt.
Schommelen
Het afwijken van de ballen in de rollijnen. De oorzaken kunnen liggen in de kwaliteit van het gebruikte materiaal.
Slip
Een versterkte invloed van het balgewicht en de afzwakking van het gehanteerde effect. Soms is de gewenste uitwerking
op bal 2 dan te gering.
Speelbal
Een witte bal, met of zonder stip, waarmee je de gehele partij speelt. Tegenwoordig wordt de witte bal met stip ook wel
vervangen door een gele bal.
Speellijn
Het leesbare model van speellijnen, waaraan de speler kan terugzien of zijn bedoeling vin de bespeling van een situatie
zichtbaar werd.
Spelsoorten
Klein biljart: libre | bandstoten, driebanden, kader 38/2, kader 57/2 (zonodig met ankers) |
Groot biljart | : libre, bandstoten, driebanden, kader 47/2, kader 47/1, kader71/2 (zonodig met ankers), triatlon, pentatlon (vijf spelsoorten), kunststoten (billard artistique) |
Touché
De bal(len) anders dan reglementair toegestaan aanraken, in beweging brengen of bespelen.
Trekken
Vanaf de afstootlijn stoten beide spelers hun toegewezen bal kaatsend naar de bovenste korte band. De speler van wie de
bal het dichtst bij de korte band terugkeert mag bepalen wie er moet beginnen met de acquitstoot. Beide ballen dienen gespeeld te zijn
alvorens er één de bovenste korte band raakt. Tevens dienen beide ballen aan dezelfde zijde van de middenacquitten te
blijven als dat zij lagen voor het bespelen. Indien een bal niet aan deze voorwaarden voldoet mag de tegenstander bepalen wie er
begint ongeacht welke bal het dichtst bij de korte band terugkeerde.
Trekstoot
Het bespelen van de stootbal onder de hartlijn. De bedoeling is om, na het raken van de tweede bal, de speelbal om te laten
keren van de gevolgde rolrichting.
Wedstrijdkalender
Een datalijst waarop is aangegeven welke kampioenschappen in het komende biljartseizoen worden verspeeld.
Zeilen
De curve in de rollijn van bal één. Deze curve wordt veroorzaakt door het hanteren van veel effect in een
lange aanspeellijn naar bal twee.
Zwijn(tje)
Zie konijn.